WELKE ZIJN DE DIAGNOSTISCHE TESTEN?
Verschillende diagnostische test zijn nodig om te bepalen of er sprake is van Multiple Myeloom en in welk stadium de ziekte zich bevindt.
Wanneer uw arts een vermoeden heeft dat de ziekte aanwezig is zal er een aantal standaardonderzoeken uitgevoerd worden.
1. Voorgeschiedenis (anamnese) en lichamelijk onderzoek
2. Bloedonderzoek
Een bloedtelling meet het aantal rode en witte bloedcellen, bloedplaatjes en de relatieve verhoudingen. Zoals eerder vermeld, leidt een tekort aan rode bloedcellen tot bloedarmoede of anemie, een tekort aan witte bloedcellen tot een verhoogd infectierisico, en een tekort aan bloedplaatjes tot een verhoogde bloedinsgneiging.
Concentraties aan Ureum en creatinine nagaan.
Deze zijn belangrijk voor het meten van de nierfunctie. Bij myeloom patiënten kunnen deze waarde hoger liggen door een verminderde nierfunctie.
Het bepalen calciumconcentraties, die vaak gestegen zijn als gevolg van botaantasting.
Een eiwitelektroforese laat toe om eiwitten uit serum te scheiden onder invloed van elektrische spanning. In normale omstandigheden zijn de verschillende immuunglobulines of anti lichamen aanwezig. Deze liggen dicht bij elkaar en verschillen onderling weinig in hoeveelheid. Bij multipel myeloom is er een grote fractie identieke monoklonale antilichamen zichtbaar. Deze komen allemaal op dezelfde plaats terecht en vormen een piek, de M-piek genaamd.
Er zijn ook speciale testen waarmee de lichte ketens specifiek kunnen worden opgespoord in het bloed en de urine, de zogenaamde vrije lichte ketens in serum of FLCA (free light chain assey).
Het gehalte beta-2-microglobuline kan ook worden nagegaan, omdat dit een indicator is voor de tumor load (m.a.w. deze tumormerker neemt toe wanneer de ziekte vordert) en een belangrijke prognostische waarde heeft.
3. Urine-onderzoek
U wordt verzocht gedurende 24 uur uw urine op te vangen, zodat het aantal lichte ketens in de urine kan worden bepaald. Tevens kan middels deze methode de nierfunctie bepaald worden.
4. Beenmergaspiraat (of beenmergpunctie) en beenmergbiopt
Vervolgens moet er ook een beenmergonderzoek en botbiopt plaatsvinden. Dankzij dit onderzoek kan men de aanwezige plasmacellen nauwkeurig tellen. Een beenmergonderzoek is ook nodig om de chromosomen of het genetisch materiaal van de plasmacellen te kunnen onderzoeken. Hieruit kan men belangrijke informatie halen in verband met de prognose.
5. Beeldvorming
Röntgenopnames van het hele skelet worden genomen bij de diagnose en ook tijdens de verdere opvolging. Op deze foto’s kan men zien of er belangrijke botontkalking is (osteoporose) en of er plaatselijke haarden zijn van botontkalking (lytische letsels), indeukingen van wervels, of breuken.
Andere beeldvormingstechnieken kunnen ook gebruikt worden als Kernspintomografie (KRI), magnetische resonantie (MR), computertomografie (CT) en een PET-scan kunnen ook toegepast worden.
Na het uitvoeren van al deze analysen zal u dokter een duidelijker beeld krijgen van de kenmerken van uw ziekte. Deze informatie helpt ook bij de evaluatie van het stadium van de ziekte.